Rechtbank de juiste plek voor Volt?
Published by De Heraut on
Rechtbank juiste plek voor Volt?
Door: Roshi Flippo
De rechter heeft geoordeeld dat Volt onjuist heeft gehandeld en geoordeeld Gündogan niet uit de fractie had mogen worden gezet. Echter, is het ongebruikelijk dat de rechter over zulke geschillen zich uitlaat. Want is dit wel een zaak voor justitie?
13 februari is Gündogan na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag geschorst als lid van de Tweede Kamer fractie van Volt. Gündogan heeft dit aangevochten bij de voorzieningenrechter (kort geding) en is daar in het gelijk gesteld. Gündogan voerde aan dat de schorsing van 13 februari niet schriftelijk is medegedeeld en daarmee niet voldoet aan de wettelijke en statutaire eisen. Daarnaast betoogde zij dat zij niet mogelijkheid van wederhoor heeft gekregen, deels omdat zij geen inzicht kreeg in de klachten waarop het schorsingsbesluit gebaseerd was. Ook tijdens het onderzoek van recherchebureau BING kreeg zij niet voldoende informatie om zich te verweren meende zij. Volt betwiste dit, en stelde dat zij wel de mogelijkheid tot wederhoor heeft gekregen en dat zij als partij zo zorgvuldig mogelijk probeerde te handelen om de klagers te beschermen.
Zoals hierboven de zaak geschetst wordt, is het een puur civielrechtelijk geschil. Volt is namelijk net als iedere andere politieke partij een vereniging. Een vereniging maakt besluiten volgens regels die vastgelegd zijn in statuten en als dat niet zo gebeurt dan is het aan de civiele rechter om daar een oordeel over te vellen. De vraag is echter, of dit wel een puur civielrechtelijk geschil is. Het geschil betreft namelijk niet of Gündogan uit de partij wordt gezet, maar over de schorsing uit de fractie. De vraag die daaruit voortvloeit: is de fractie in een volksvertegenwoordigingen instituut onderdeel van de politieke partij en daarmee ook onderhevig aan diens statuten, of is het gelieerd aan de vereniging, maar valt het daarom dus niet onder die statuten.
Mijns inziens is dit geen civielrechtelijk geschil. De rechter is wellicht enkel in gegaan op de formele gang van zaken en heeft zij geen inhoudelijk oordeel gegeven, wel is er een oordeel geveld over de formaliteiten betreffende de volksvertegenwoordiging. Een Kamerfractie wordt gekozen door het volk en heeft daarmee een mandaat gekregen die losstaat van de politieke partij. Dit kan worden afgeleid uit het feit dat Kamerleden na afsplitsing van de partij waarbij ze op de lijst stonden en mee in de kamer zijn gekomen hun zetel kunnen behouden. Daarnaast vloeien de rechten die een kamerlid individueel heeft voort uit de grondwet en worden de regels wat betreft fracties bepaald door het regelement van orde van de tweede kamer, welke wordt vastgesteld door de kamer zelf. Met andere woorden, regels rondom kamerleden en fracties staan niet in het Burgerlijk Wetboek (fractie staan helemaal nergens in een wet), dus wat heeft een civielrechtelijke procedure hier te zeggen?
Afgezien van de vraag of dit een kwestie voor de civiele rechter was, valt er ook nog een principiëler argument te maken. Zoals wel bekend hebben wij de staat ingedeeld volgens de trias politica. Dit vereist niet alleen dat de machten over verschillende instituties verdeeld worden, maar ook dat zij zich niet met elkaar mengen. Deze uitspraak heeft daadwerkelijke gevolgen over hoe onze volksvertegenwoordiging, ook wel de wetgevende macht, zich tot elkaar moet verhouden. Juist in zo een politiek gevoelig geschil wordt terughoudendheid van de rechter verwacht om zo te voorkomen dat de rechter op de stoel van de wetgever gaat zitten. Precies, zoals eerder benoemd, omdat de regels rondom fracties door de kamer zelf worden gemaakt en bewaakt. Deze uitspraak kan fungeren als precedent voor andere geschillen in het parlement. Dat dit onwenselijk is, is voor mij wel duidelijk.